De Koot en Bie Verhoren KOOT EN BIE
DE VAN KOOTEN EN DE BIE VERHOREN
Van de cd DRAAIKONTEN

Voiceover: Het Nationaal Rampenfonds, opgericht in 1935 na de wervelwind van Borculo, is een door de regering gecontroleerde stichting, die financiële hulp biedt aan Nederlandse burgers, die het slachtoffer van de een of andere ramp menen te zijn.

Het door het Nationaal Rampenfonds beheerde geld is verkregen uit schenkingen, legaten en inzamelingen en in de halve eeuw van haar bestaan is het vermogen van het Rampenfonds gegroeid tot een astronomisch bedrag, ook al omdat het aantal rampen in Nederland betrekkelijk beperkt bleef. In het belang van de openbaarheid en de democratie werd tijdens de Van Kooten en De Bie hoorzittingen gepoogd enige helderheid te scheppen in de duistere financiële bedrijfsvoering van het Nationaal Rampenfonds. Een van de belangrijkste getuigen was Ir. P.B. Galesloot.

De Bie: Meneer Galesloot, vertelt u de commissie nog eens precies van wanneer tot wanneer u in het bestuur van het Rampenfonds heeft gezeten.
Galesloot: Eh, ja. Ten eerste heb ik bij mijn weten nooit in het bestuur van het Rampenfonds zo direct gezeten. Als daar sprake van is, dan, dan is dat maar heel kort geweest. Dat moet dan geweest zijn, nou, van pakweg januari, februari, maart ‘71 tot, tot misschien hooguit twee, drie, vier, vijf, zesenzeventig, hooguit en dan nog niet eens tot in december van dat laatste jaar, maar veel eerder. Ik, nee, daar staat mij niets meer van bij.
De Bie: Nee. Kunt u zich niet herinneren.
Galesloot: Nee
De Bie: Toch komen wij uw naam op bijna alle papieren van het Rampenfonds tegen. Er gaat geen brief de deur uit of uw naam komt daarop voor.
Galesloot: Ja, ik weet hoe dat misverstand waarschijnlijk in de wereld is gekomen. U moet het zo zien, ik was toen niet tevreden over mijn handtekening. Die t van Galesloot die liep een beetje weg, was een beetje verwijfd signatuurtje en toen dacht ik - u weet hoe dat gaat - ik neem een nieuwe handtekening en ja, God, die oefen je dan wel eens, die zet je eens hier, je zet hem eens daar, en even kijken hoe die staat en zo is die handtekening, ja, wel eens op een papiertje terechtgekomen. Neem ik aan, maar daar staat mij niets meer van bij hoor.
De Bie: En zo kwam die handtekening van u voor op een cheque, eens even zien ... ja, hier heb ik een cheque van ...

Voiceover: Een zeer belangrijk aandeel in het fiasco van het Rampenfonds had de heer F. Nobben. Nobben’s precieze rol werd er tijdens de verhoren echter niet duidelijker op.

Van Kooten: Meneer Nobben, van wanneer tot wanneer coördineerde u precies de rampen voor dat Rampenfonds?
Nobben: Het Rampenfonds, ja. Precies weet ik dat niet meer, maar ‘t ...
Van Kooten: Ongeveer
Nobben: Dit was in elk geval voor mijn tijd. Dat is duidelijk, het was voor mijn tijd, dat ik iets met het Rampenfonds te maken had.
Van Kooten: U beweert dus dat u voor uw tijd verbonden was aan het Nationaal Rampenfonds.
Nobben: Inderdaad. Voor mijn tijd had ik waarschijnlijk iets met het Rampenfonds.
Van Kooten: Maar dat is toch een contradictie, meneer Nobben? U zegt "ik was verbonden aan het Nationaal Rampenfonds, maar dat was voor mijn tijd"? Na uw tijd was u dus ...
Nobben & Van Kooten: ... niet meer verbonden aan het Rampenfonds.
Van Kooten: Maar wel...
Nobben: Alles wat er bij het Rampenfonds gebeurd is, dat gebeurde dus voor of na mijn tijd. Ja, inderdaad.
Van Kooten: Ja, maar tijdens uw tijd bij het Rampenfonds, meneer Nobben. U was toch ook bij het Rampenfonds, dat was toch uw tijd bij het Rampenfonds? Is er tijdens uw tijd - omdat u zegt voor of na mijn tijd is er niets gebeurd - maar tijdens uw tijd bij het Rampenfonds?
Nobben: Laat ik het zo zeggen, meneer Van Kooten. Als ik tijdens mijn tijd bij het Rampenfonds zou hebben gezeten, ja, dan is er nooit iets gebeurd.
Van Kooten: Dus tijdens uw tijd bij het Rampenfonds ...
Nobben: Nooit iets gebeurd. Alles was altijd voor of na mijn tijd.

Voiceover: Het Nationaal Rampenfonds bestaat nu bijna een halve eeuw, maar in die periode is het begrip ramp voortdurend rekbaarder geworden. Dit bleek bijvoorbeeld uit het verhoor van Drs. Sturkenboom, die in het derde kabinet Den Uyl als regeringswaarnemer aan het Rampenfonds was toegevoegd.

De Bie: Meneer Sturkenboom, in een interne memo van de toenmalige CDA staatssecretaris Dasselaar ...
Sturkenboom: Ja
De Bie: ... werd voorgesteld de rampen te structureren in zogenaamde A, B, C en D-rampen.
Sturkenboom: Ja, dat is juist. A noemden wij de rampen die onvoorspelbaar waren, ja, die je niet kon zien aankomen. B was onvoorstelbaar, dus een ramp van een dusdanig omvang dat je zei "dat kan ik me niet voorstellen". C was onherstelbaar, viel dus niks aan te herstellen en D-rampen waren zonneklaar, dat waren zonneklare rampen.
De Bie: Was die indeling werkbaar?
Sturkenboom: Nee, was totaal onwerkbaar en aan die rampenclassificatie kon je al duidelijk zien dat Dasselaar geen echte rampenman was, dat was ‘t probleem. Het was geen rampenman, Dasselaar. Viel niet mee te werken; in de praktijk werd het dus een ramp, ja? Ik noem u het geval van een tornado, een tyfoon voor mijn part. De wervelwind van Epe uit 1981, ja? Die was en onvoorspelbaar en onvoorstelbaar; de schade was onherstelbaar en het was zonneklaar toch dat er een cycloon had plaatsgevonden. En moest je dat dus nou een A, een B, een C of een D-ramp noemen. Was hopeloos. Viel niet mee te werken.
De Bie: Dat begrijp ik.
Sturkenboom: Dasselaar was geen rampenman. De Bie: Nee. Maar hoe zou u dan de lekkage in uw badkamer, dat was in 1978, hoe zou u die willen classificeren?
Sturkenboom: U doelt hier waarschijnlijk op de overstroming van 1978.
De Bie: Ja, 1978.
Sturkenboom: De grote lekkageoverstroming van 1978, ja. Nou, in eerste instantie beoordeelde ik die heel kalmpjes als een D-ramp, ja? Zonneklaar. Maar toen de nota van de loodgieter kwam en wat er allemaal nog meer bij kwam kijken, toen begreep ik dat wij hier zonder meer van doen hadden met een C-ramp, onherstelbaar, tenzij er werd ...
De Bie: Ja, ja, maar toen toucheerde u als regeringswaarnemer een bedrag van 1,8 miljoen gulden.
Sturkenboom: Om het te herstellen.
De Bie: Voor de herstelwerkzaamheden aan uw badkamer.
Sturkenboom: Precies, want het was een C-ramp.
De Bie: Toen is er volgens onze informatie ook maar gelijk een nieuw bad geïnstalleerd. En onze vraag is nu: was dat een zitbad of een ligbad?
Sturkenboom: Dat was zonder meer een zitbad.
De Bie: Ja, maar volgens onze gegevens kon je er ruim in liggen.
Sturkenboom: Als je daar de fysieke conditie voor had, dan kon je inderdaad, was het, ja, ‘t was een zitbad met ligmogelijkheid, ja.
De Bie: Een zit-ligbad
Sturkenboom: Was mogelijk, maar je lag er niet lekker in, hoor. Je kon liggen, maar ...
De Bie: Het was eerder een zitbad dan een ligbad.
Sturkenboom: Het was veel meer zitbad dan ligbad, ja.
De Bie: Fijn, dank u wel.

Voiceover: P.B. Galesloot.

De Bie: Ja, hier heb ik hem, een cheque van 3 juni 1974.
Galesloot: Ach, dat is wel heel lang geleden hè?
De Bie: Toen is er namelijk door het Rampenfonds een bedrag gestort van 4,2 miljoen gulden ten bate van de slachtoffers van de aardbeving in Baarle-Nassau.
Galesloot: Daar is mij niets van ...
De Bie: En nu ontdekte de commissie dat vanaf 1974 er jaarlijks een aardbeving plaatsvond in Baarle-Nassau. Kunt u zich dat herinneren?
Galesloot: Nee, ik kan mij dat in de eerste plaats niet herinneren, maar u moet zich wel voorstellen wat dat voor een toestand is voor de mensen in Baarle-Nassau. Elk jaar die beving, beving na beving. Elk jaar weer die angst van komt de beving of blijft de beving dit jaar weg. De bevolking haalt opgelucht adem, alles lijkt rustig, de kopjes blijven keurig op de schoteltjes staan en je ziet de mensen denken in Baarle-Nassau "dit jaar godzijdank geen aardbeving; we blijven ervan verschoond", maar dan ineens beginnen de lampen te wiebelen, de tafels staan te dansen en dan huppakee, dan komt er weer zo’n beving overheen en dat is afschuwelijk, als u ooit - heeft u ooit een beving meegemaakt?
De Bie: Nee, gelukkig nooit.
Galesloot: Precies, en daarom dachten wij dat wij daar als Rampenfonds met een gerust hart in konden springen in die beving.
De Bie: Ja.
Galesloot: Dat is vreselijk.
De Bie: Nou heeft de commissie ook nog gesproken met meneer Sliphorst.
Galesloot: Die naam zegt mij niets.
De Bie: Dat is de oudste inwoner van Baarle-Nassau, 94 jaar.
Galesloot: Ik ken die man voor geen meter.
De Bie: En die heeft ook nog nooit een beving meegemaakt. Die heeft nog nooit ook maar het kleinste aardschokje gevoeld in Baarle-Nassau.
Galesloot: Nee, maar dat lijkt me nogal logisch. Ik bedoel, de mensen hebben elk jaar die beving, dat zeg ik u net, dus die zijn daar zo aan geaccoûtumeerd, die valt het niet meer op, die beving en meneer Sliphorst was 94, zei u. Ik ken de goede man niet, ik neem aan dat hij op die leeftijd van zichzelf ook wel een beetje trilt en dan valt zo’n beving natuurlijk helemaal niet op. U moet het zo zien, als je zelf trilt en de aarde trilt nog een keer mee, dan denk je "ja, ben ik het of is het de beving zelf?". Dus ik vind het niet zo vreemd dat meneer Sliphorst zich geen beving kan herinneren.
De Bie: Ja.
Galesloot: En nogmaals, ik ken de goede man niet.
De Bie: Jaar na jaar maakte het Rampenfonds dus bedragen over van twee, drie, vier miljoen gulden.
Galesloot: Er ging geen jaar voorbij zonder beving.
De Bie: Naar een stichting in Baarle-Nassau en mijn vraag aan u is: waarom een stichting?
Galesloot: Waarom een stichting? Omdat dit de hele decentralisatiefilosofie behelsde van het Rampenfonds. Zorg dat er geld is; zorg dat er zoveel mogelijk geld is ter plekke, maar laat de slachtoffers hun eigen rampen doppen, dus geef dat geld aan een stichting ter plekke van de ramp. In casu de beving.
De Bie: U was voorzitter van die stichting, die de gelden beheerde ...
Galesloot: Dat kan ik mij niet herinneren.
De Bie: Die u zelf had geschonken.
Galesloot: Daar is mij niets van bekend.
De Bie: Hoe heette die stichting?
Galesloot: Dat was de Stichting Lang zal die leven. Correctie: dat was de Stichting, maar ik was er dus niet bij betrokken, Stichting Lang zal die beven was dat. Heb ik van gehoord.
De Bie: Ja.
Galesloot: Maar is mij ontschoten.
De Bie: Maar het bankrekeningnummer van die stichting stond op naam van Ir. P.B. Galesloot.
Galesloot: Ja. Dat is wel heel toevallig zeg.
De Bie: Nou is mijn vraag: was die Ir. P.B. Galesloot dezelfde als de Ir. P.B. Galesloot die hier voor mij staat?
Galesloot: Zit.
De Bie: U zit voor de commissie, maar ik zeg dat in overdrachtelijke zin.
Galesloot: Ja maar daar heb je het nu al. U zegt staat en ik zit; ik zit duidelijk, dus iemand in Baarle-Nassau zegt "er is een beving" en iemand anders zegt "er is geen beving".
De Bie: Akkoord. Dezelfde Ir. P.B. Galesloot die hier voor de commissie zit?
Galesloot: Ik denk het niet, want anders zou die andere P.B. Galesloot, dan zou die hier wel zitten. En ik zit hier nu. Dus kan het onmogelijk dezelfde zijn. Anders zouden er twee P.B. Galesloots voor u moeten zitten.
De Bie: Ja. Meneer Galesloot, dank u wel.

Voiceover: In de loop van de laatste vijf jaar zijn er uit de kas van het Nationaal Rampenfonds miljarden doorgesluisd naar Amerika, ten bate van het aldaar door de Amerikaan Hans Andersen ontwikkelde Parabrella-project. Gevolmachtigd toezichthouder was hier de zakenman H. Sleutelaar.

De Bie: Ja, kunt u de commissie nog eens uitleggen, meneer Sleutelaar, wat dat Parabrella-projekt nou eigenlijk inhield?
Sleutelaar: Nou, dat kwam dus van paraplu en umbrella, dat ‘ie dat in feite bij elkaar had getrokken, Hans Andersen, dus dat je dan parabrella kreeg.
De Bie: Ja. En die parabrella ...
Sleutelaar: Parabrella.
De Bie: Die zou over Nederland gespannen kunnen worden.
Sleutelaar: Ja.
De Bie: En dan zouden rampen zoals overmatige regenval, storm ...
Sleutelaar: Precies.
De Bie: Komeetinslag, die zouden tot de verleden tijd gaan behoren.
Sleutelaar: Dat was het plan, dus op papier zag dat er goed uit en daarom is het Rampenfonds er ook op ingegaan. En die zeiden "nou, bouw maar zo’n parabrella op de maat van Nederland" en na een jaar ben ik daar dus heen gestuurd, Sleutelaar, om eens te gaan kijken hoe het er dan mee stond.
De Bie: Ja. En hoe stond het er mee?
Sleutelaar: Nou, d’r stond dus helemaal niks. Er was dus alleen een maquette, maar die was nog geeneens half af.
De Bie: U heeft nooit gedacht "ja, dit klinkt allemaal een beetje te sprookjesachtig" wat die meneer Andersen daar beweert?
Sleutelaar: Nou, nee, ja, in het begin, even, maar hij was overtuigend. Overtuigend mens was het.
De Bie: En u voelde geen nattigheid? U dacht niet "nou, ik zou dat nu wel eens willen zien"?
Sleutelaar: Ja, "u voelde geen nattigheid", zegt u. Hij lekte als een zeef, die parabrella, dus ik voelde eigenlijk van het begin af aan al nattigheid. Dat heb ik ze ook gecabled. Ik heb Dasselaar gecabled, ik heb Thijssen gecabled, ik heb Galesloot regelmatig gecabled. Ik heb gezegd "jongens, kijk uit met die Andersen." Ik weet het niet, weet je wel. Ik weet niet of dat nou helemaal wel haalbaar is, wat die man in z’n hoofd haalt." Maar ja, was overtuigend persoon, dus dan liepen we bijvoorbeeld door New York en dan gingen we eten, dan gingen we lunchen en dan, als het toilet bezet was dan schoot die het haakje er gewoon af, begrijpt u wel? Maar ik had toen eigenlijk al nattigheid moeten voelen, daar hebt u gelijk in dan als commissie, want als het dan regende op straat, dan liep dus de nota bene de ontwerper van het parabrella-projekt, die liep dus zo zonder paraplu in de stromende regen. Kijk, toen had ik dus moeten zeggen "hé, klopt dat wel met die Hans Andersen", begrijpt u wel? Maar ik denk we allemaal bij het Rampenfonds, dat ze erin gestonken zijn door die grote cowboyhoed!

Van Kooten: Juffrouw Natterman, Molly Natterman? Dat bent u?
Natterman: Ja, Molly Natterman.
Van Kooten: Ja. Juffrouw Molly Natterman, u was bestuurssecretaresse van het Rampenfonds en u verzorgde de geldzendingen naar de heer Andersen.
Natterman: Daar kan ik mij niets van herinneren.
Van Kooten: Dus Hansepans was niet Hans Andersen.
Natterman: Nee, absoluut niet.
Van Kooten: Maar wie was Hansepans dan?
Natterman: Hansepans was Hansepans.
Van Kooten: Hansepans was Hansepans.
Natterman: Dat was ingenieur Hansepans uit Connecticut.
Van Kooten: Ja.
Natterman: En die had daar een fabriek voor die knopjes op de uiteinden van de baleinen.
Van Kooten: O, had ‘ie dat?
Natterman: Ja.
Van Kooten: De commissie heeft dat eens nagetrokken, juffrouw Natterman, maar in heel Connecticut bestaat geen enkele fabriek ...
De Bie: Pardon, meneer Van Kooten, het is Connecticut. Connecticut in Massachusets. Ja?
Van Kooten: Okee. We hebben dat eens nagekeken, juffrouw Natterman, maar in heel Connecticut, Massachusets bestaat geen enkele knopjesfabriek, dat ten eerste. Ten tweede komt in heel Amerika de naam Hansepans nergens voor als achternaam. En meneer De Bie had daar ook nog een paar onduidelijke vraagtekens.
De Bie: Ja, graag, meneer Van Kooten. Ik wilde graag alleen nog even van u weten, juffrouw Natterman, in bepaalde interne memo’s binnen het Rampenfonds schrijft u aan PeBebietje. Lieve PeBebietje. En nou is mijn vraag: bedoelt u daar de heer P.B. Galesloot mee?
Natterman: Dat is mij niet bekend.
De Bie: Niet bekend. En met ‘Stout tepelhappertje’ bedoelde u niet toevallig Drs. Thijssen.
Natterman: Dat zou ik even na moeten kijken.
Van Kooten: Ja, dan wil ik nog even weten in dit verband of de heer Sturkenboom misschien dezelfde persoon was als ‘Lekker Lellenbeffertje’. Memo’s van uw hand met de aanhef ‘Lekker Lellenbeffertje’, was dat de heer Sturkenboom?
Natterman: Dat was meneer Sturkenboom beslist niet, nee.
De Bie: Fijn, dank u wel mevrouw Natterman.

Voiceover: Een nog hardere dobber had de Commissie Van Kooten en De Bie aan de heer Van Bafdonk, directeur-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken, die nota bene door de toenmalige minister zelf was belast met het bewaken van de solvabiliteit in het Rampenfonds.

Van Kooten: Wanneer verloor u binnen het ministerie ongeveer de greep op het Rampenfonds?
Van Bafdonk: Ja, meneer de voorzitter. U heeft het wel over greep verliezen, greep verliezen. Ja, dat is natuurlijk makkelijk gezegd. Da’s makkelijk gezegd voor een commissie die daar zit, maar u moet die zaak goed begrijpen. U moet begrijpen dat als die bal eenmaal rollen gaat, dat valt eigenlijk niet te stoppen. Er was voortdurend, voortdurend was er overleg tussen het ministerie enerzijds en de mensen van het Rampenfonds.
Van Kooten: Ja, natuurlijk.
Van Bafdonk: En u kunt wel zeggen "greep verloren", maar dat was geen kwestie van greep verliezen.
Van Kooten: Nee, nee, nee.
Van Bafdonk: Want er was helemaal geen sprake van greep. Die bal ging gewoon rollen. Er gaat een telefoontje zus en een briefje zo en dat gaat rollen.
Van Kooten: Fijn. De commissie wil ook niet suggereren dat het Rampenfonds en het ministerie de laatste jaren maar wat langs elkaar hebben zitten praten.
Van Bafdonk: Nee, gelukkig niet, gelukkig niet, want ...
Van Kooten: Maar acht u het mogelijk dat er in bepaalde gesprekken toch wat onduidelijkheden zijn blijven hangen?
Van Bafdonk: Meneer de voorzitter, als u zegt onduidelijk dan moet ik daar tegen protesteren. Er is helemaal geen sprake van onduidelijkheden. Die zaak, die zaak was zo duidelijk, dat was klip en klaar. Hè? Ik bedoel, als die bal eenmaal aan het rollen ging , zo gaat dat met alle zaken die het ministerie behandelt met bedrijven, met particulieren is het als die bal gaat rollen, gaat het rollen. Dus u moet niet suggereren dat de greep erop verloren is. Dan gaat automatisch gaat dat door.
Van Kooten: Fijn.
Van Bafdonk: Dan hebben we bilateraal overleg en dan gaat dat gewoon door.
Van Kooten: Ook dat ja. Dank u wel meneer Van Bafdonk.
Van Bafdonk: Nou, geen dank, maar als u zegt "greep verliezen", dan moet ik toch ...
Van Kooten: Dank u wel, meneer Van Bafdonk.
Van Bafdonk: Protesteren.
Van Kooten: Dank u wel.

Voiceover: Een andere naam die voortdurend opduikt, is die van drs. Thijssen. Drs. Thijssen was van 1975 tot 1977 namens het Rampenfonds adviseur bij de Boerhave groep, een combinatie van Brabantse bouwondernemingen die zich meer bezighield met het slopen dan met het bouwen en de onbeschaamdheid van zijn manipulaties zorgden zelfs voor enige hilariteit bij commissievoorzitter Van Kooten. Op een bepaald punt in het vraaggesprek kon ook de heer Thijssen zelf zich niet langer inhouden.

Thijssen: Het was dus zo, dat wanneer naar onze mening er bij een X gebouw het gevaar bestond van instorten of omvallen, dat wij dan op eigen houtje, carte blanche, op eigen houtje mochten beginnen met de sloop.
Van Kooten: Ja.
Thijssen: Mogen we gewoon, hup jongens hup jongens, slopen maar. Carte Blanche.
Van Kooten: Dus zonder dat er een ramp had plaatsgevonden.
Thijssen: Nee. Nee, nee. Dat was het nou juist. Wij deden dat om eventuele rampen te voorkomen, begrijpt u. Dus was er een oud gebouw, waarvan wij zeiden "dat kan in de naaste toekomst", een X gebouw, konden wij zeggen "in de naaste toekomst zou dat wel gevaar kunnen opleveren"
Van Kooten: Door een aardbeving bijvoorbeeld.
Thijssen: Dan hadden wij carte blanche om te zeggen "jongens, slopen". U moet het zo zien, wij gingen bij ieder project uit van de geschatte kosten.
Van Kooten: De schatte u zelf?
Thijssen: Ja. De geschatte kosten van een eventuele ramp ter plaatse.
Van Kooten: Die u zich voorstelde?
Thijssen: Ja, u moet het zo zien: wat zou het nou de gemeenschap gekost hebben, wanneer - ik noem u een voorbeeld - wanneer de, laten we zeggen, de oude stadswallen van Zutphen ...
Van Kooten: Die staan ook op de lijst, ja.
Thijssen: Maar als ze zouden zijn omgevallen. Wat zou dat de gemeenschap nou kosten en dan had je ...
Van Kooten: Ze zijn toch helemaal niet omgevallen, de oude stadswallen van Zutphen?
Thijssen: Nee, maar als ze zouden zijn omgevallen, had je namelijk een dominoramp gekregen.
Van Kooten: Een domino, hoe ...?
Thijssen: Hier was zuiver sprake van een dominoramp.
Van Kooten: Kunt u het begrip dominoramp - want dat komen wij vaker tegen -, maar kunt u dat iets nader ...
Thijssen: Iets nader toelichten, ja begrijp ik, neem me niet kwalijk. Is een vakterm. Een dominoramp. Kijk, wij spreken dus van een dominoramp, wanneer de ene ramp de andere uithaalt. U moet het zo zien, een oude stadspoort, die valt op een huis. Ja. Kunt u zich voorstellen, ja? Die valt een op een huis. Dat huis, oud huisje in de buurt van die stadspoort, dat valt zelf ook om op een kleiner huisje daarnaast.
Van Kooten: Als dat er al staat. Er kan ook een groter huis ...
Thijssen: Kunt u zich voorstellen Nee, er staat nog een kleiner huisje.
Van Kooten: Dan valt dat niet om.
Thijssen: Nee, laten we nu even van het theoretische geval, dat het grotere huisje valt op het kleinere huisje.
Van Kooten: Ja, maar er is ook vaak het omgekeerde, dat een klein huisje omvalt en een groot huis blijft dan staan?
Thijssen: Ik ben hier van de premisse uitgegaan van de stadswallen van Zutphen en dan is het zo dat in de buurt van die stadswallen, aan de rand van die stadswallen heb je de grotere huizen en die vallen - kunt u donder op zeggen - die vallen altijd op de kleinere huizen, laten we daar nou even vanuit gaan. Dat is gewoon een theorie.
Van Kooten: Ik ken Zutphen niet.
Thijssen: Dat is gewoon een theoretisch geval, de oude stadswallen van Zutphen vallen om. Nou goed, hè? Dat grote huis valt op een kleiner huisje, valt om. Dan staat naast dat huisje misschien een schuurtje. Een schuurtje, dat kunt u zich misschien wel voorstellen. Houten schuurtje, gaat om op geparkeerde auto’s, even voorstellen, en voor je het weet staat er in Zutphen geen steen meer op de andere. Heel Zutphen plat, hè? En daarom houd ik staande, dat houd ik gewoon staande en dan mag u mij van het tegendeel overtuigen…
Van Kooten: Daar is de commissie voor. Wij zijn hier om u van het tegendeel te overtuigen.
Thijssen: Ik houd staande dat die 41 miljoen voor de gedeeltelijke sloop van Zutphen nog aan de lage kant was, hè?
Van Kooten: Kom nou toch, meneer Thijssen.
Thijssen: Nee, 41 miljoen ...
Van Kooten: Dat gelooft u zelf toch niet?

Voiceover: Binnenkort hoopt de commissie Van Kooten en De Bie haar eindrapport betreffende het van het Rampenfondsfiasco voor te leggen aan de Tweede Kamer. Dat rapport zal hopelijk niet te lang op zich laten wachten, want zoals de zaken er nu voorstaan betekent het kleinste ongevalletje in Nederland al een nationale ramp.

De Bie: Meneer Galesloot, een ander voorbeeld.
Galesloot: Graag
De Bie: Als er nu een sprinkhanenplaat zou optreden.
Galesloot: U refereert daar waarschijnlijk aan de sprinkhanenplaag van ’78, waarbij de hele kathedraal van Apeldoorn is opgevroten.
De Bie: De vermeende plaag van 1978. Als dat nu weer zou gebeuren, wat kan het Rampenfonds dan doen?
Galesloot: Nihil. Wij kunnen op dit moment nihil voor de mensen doen. Wij hebben dacht ik nog vier of vijf dekens liggen, geeneens dikke dekens, molton. We hebben een paar zandzakken, maar die zijn maar halfvol. We hebben pakweg misschien een meter noodverband. We hebben wat buisjes aspirine, waar misschien nog vier of vier tabletjes inzitten, meer niet. Zelf loop ik altijd wel met jodium op zak, maar dan moet je ook maar net in de buurt van een ramp zijn, dus ‘t is op.
De Bie: Meneer Galesloot, u weet dat de Nederlandse regering bereid is volgend jaar nog één keer 23 miljard gulden te fourneren.
Galesloot: Dat is mij bekend, ja.
De Bie: Maar we mogen dus aannemen dat u hier niet over een jaartje weer staat met verhalen van "daar is mij niets van bekend", "dat is ons nooit gezegd".
Galesloot: Over een jaar lijkt mij erg snel hoor.
De Bie: Nee, maar meneer Galesloot, dat u hier dus volgend jaar niet weer staat - zit - met zinnetjes van "dat herinner ik mij niet"
Galesloot: Nee, u mag aannemen wat u wil.
De Bie: Dat vervelende zinnetje, dat willen wij toch echt niet meer horen. "Dat herinner ik mij niet".
Galesloot: Dat lijkt mij ook niet waarschijnlijk, dat dat ...
De Bie: U bent serieus van plan om de hand in eigen boezem te steken.
Galesloot: Ja, kijk, nou ... Nee, daar is mij op dit moment nog niets van bekend.

Planet Pino ©1997-2024 M.M. Roelofs, Rotterdam, NL
All Rights Reserved